De twee dikkerds zijn verliefd
Ze huppelen door het gras
Op grote blote platte voeten
Hand in hand, dik gelukkig
Blozende bollebozen
Wangen als appels
Worstige lippen om in te bijten
Vleselijke diepte om in te verzinken
Hun flinke armen
Slaan ze om elkaar
Tuimelend in elkaar
Struikelend over elkaar
Rollenbollend en bulderend
Van lach en van lol
Zoenen ze zonder te denken
Elkaar in het volle licht
De mensen kijken
De mensen blozen
De mensen fluisteren
De mensen hoogrood
Maar het maakt ze niet uit
Wat de mensen fluisteren
Wat de mensen denken
Dat de mensen blozen
De dikkerds blozen alleen
Van al die verliefdheid
Zij blozen alleen
Van elkaar